De Roos

 

 

Ik leerde haar kennen toen ik van werkplek veranderde. Vanuit de psychogeriatrie ging ik in 2014 werken in een locatie voor ouderenpsychiatrie. Voor mij een enorme verandering, na vele jaren met dementerenden te hebben gewerkt. Roos was één van de bewoners binnen de afdeling waar ik ging werken. Zij viel mij op omdat ze een heel specifiek gezicht had en in gedachten kwam de uitdrukking ‘typisch een psychiatrisch patiënt’ op. Enigszins uitdrukkingsloos, hangende mond, tong een beetje buiten de mond en een gebogen gestalte.

Ik heb haar dossier gelezen en ontdekte dat zij al vele jaren (in ieder geval sinds 1994) binnen psychiatrische instellingen opgenomen was. Een bewogen verleden met vele dieptepunten, alcoholmisbruik, scheiding, verbroken contacten met directe familieleden. Over vroeger sprak ze spaarzaam, daar dacht ze liever niet meer aan. Wel vertelde ze soms wat stoere verhalen die ze leek te verzinnen.

De eerste keren dat ik haar mocht begeleiden bij wassen en aankleden was ik erg voorzichtig. De collega’s hadden me verteld dat zij uit het niets wel eens een klap uitdeelde. Dus met gepaste afstand ging ik aan het werk. Een dame met weinig geduld, korte zinnen en altijd gehaast om maar snel naar de rookkamer te kunnen. Ik heb eigenlijk nooit een klap van haar gehad.

In de woonkamer vroeg zij aanhoudend ‘mag ik een sigaretje?’. Als ik dan -omdat ik haar nog niet voldoende kende- de collega’s vroeg of dat mocht had ze meestal net daarvoor nog gerookt. Het leek wel alsof het de enige zin was die ze vaak herhaalde.

Roos wilde nooit naar buiten als ik aanbood om samen te gaan wandelen. Ze bleef het liefst veilig binnen de muren van de plek die ze kende. De eerste keer dat ik Roos buiten zag was toen we met onze hele groep verhuisden naar de nieuw locatie. Het was gewoon echt vreemd om haar buiten te zien, zittend in een rolstoel met een grote bontmuts op. Maar ja ze had ook geen andere keuze.

Pas in de nieuwe locatie won ik, doordat ik haar zeer regelmatig mocht begeleiden bij de dagelijkse activiteiten, eindelijk het vertrouwen van Roos. Altijd uitslapen tot 9 uur was wat zij wilde. Ik mocht haar dan wel de medicijnen om 8 uur geven. Elke keer vroeg ze dan ‘mag ik nog even liggen blijven’ en ja dat mocht altijd. Ik kon haar dan lekker instoppen waarna ze nog een uurtje doorsliep.

Ze bleek een vrouw met weinig wensen, maar enorm veel humor te zijn. Zodra ze op gang kwam maakte ze veel grappen. Met glimmende ogen vroeg ze dan ‘ik zal het maar niet zeggen hè?’. Daarmee kondigde ze dan een opmerking aan, die laten we zeggen, enigszins grof was. Als ik dan zei het is oké hoor, dan gooide ze breed lachend de opmerking eruit.

De eerste periode kreeg Roos wekelijks 5 euro waarvan ze in het winkeltje ‘iets’ mocht kopen. We haalden dan eerst het geld op bij de administratie en liepen daarna door naar het winkeltje. Steevast viel de keuze op een grote zak snoep. Meestal was deze dan binnen zeer korte tijd leeg en moest Roos overgeven, tja ze kon moeilijk (zeg maar géén) maat houden.

Af en toe spelen wij een quiz waarbij kaartjes met vragen over allerlei onderwerpen worden gebruikt. Het heeft me altijd verbaasd hoeveel antwoorden Roos kon geven. Ze zat dan niet aan de koffietafel, maar op haar eigen vertrouwde plekje, een beetje achteraf.

Langzaam ging haar algehele toestand door de jaren heen verder achteruit. Steeds minder mobiel, minder eten, stilletjes aanwezig in de woonkamer. Wel altijd op haar vaste plekje, daar was ze zeer op gesteld. Alleen reagerend op vragen die gesteld werden. Maar wel altijd alert en opmerkzaam op wat er om haar heen gebeurde.

Tot het laatst bleef ze af en toe om een sigaretje vragen of een Cola, die heb ik haar nooit geweigerd. Zo mooi om te zien hoe zij van zoiets kon genieten. Kort voor haar overlijden is ze nog één keer buiten in de tuin geweest met een collega. Mooie foto’s van Roos die met haar handen in de sneeuw zit.

Nog maar kortgeleden is ze rustig ingeslapen, heel vredig en zonder lijdensweg. ‘Mag ik nog even liggen blijven?’ Lieve Roos dat hoef je niet meer te vragen. Rust zacht.

 

The Rose

I met her when I changed workplace. From psychogeriatry I started working in 2014 in a location for elderly psychiatry. A huge change for me, after working with people with dementia for many years. Roos was one of the residents in the department where I started working. She caught my eye because she had a very specific face and the expression 'typically a psychiatric patient' came to mind. Somewhat expressionless, droopy mouth, tongue slightly out of mouth and stooped figure.

I read her file and discovered that she had been committed to psychiatric institutions for many years (at least since 1994). An eventful past with many low points, alcohol abuse, divorce, broken contacts with immediate family members. She spoke sparingly about the past, preferring not to think about it anymore. She did sometimes tell some tough stories that she seemed to make up.

The first times I was allowed to accompany her with washing and dressing I was very careful. Colleagues had told me that she sometimes threw a punch out of the blue. So, with an appropriate distance I went to work. A lady with little patience, short sentences and always in a hurry to get to the smoking room quickly. I've never actually had a hit from her.

In the living room she kept asking 'may I have a cigarette?'. When I asked colleagues - because I didn't know her enough yet - if that was allowed, she usually had smoked just before. It seemed like it was the only phrase she repeated often.

Roos never wanted to go outside when I offered to go for a walk together. She preferred to stay safe within the walls of the place she knew. The first time I saw Roos outside was when we moved with our whole group to the new location. It was just strange to see her outside, sitting in a wheelchair with a big fur hat on. But she had no choice either.

Only in the new location did I finally gain Roos's trust, because I was able to regularly guide her in the daily activities. Always sleeping in until 9 o'clock was what she wanted. I was allowed to give her the medicines at 8 o'clock. Every time she asked, 'can I stay in bed for a while' and yes that was always allowed. I could then tuck her in, and she slept for another hour.

She turned out to be a woman with few wishes, but a lot of humor. As soon as she got going, she made a lot of jokes. With shining eyes, she asked 'I won't tell you, will I?'. With that, she then announced a comment, which was, shall we say, somewhat rude. If I said it's okay, she threw out the comment with a broad smile.

During the first period, Roos received 5 euros a week, of which she could buy 'something' in the shop. We first collected the money from the administration and then walked on to the shop. Invariably, the choice fell on a large bag of candy. Usually this was empty within a very short time and Roos had to throw up, well she could hardly (let's say not) keep time.

Occasionally we play a quiz in which cards with questions on various subjects are used. It has always amazed me how many answers Roos could give. She wasn't sitting at the coffee table, but in her own familiar spot, a bit behind the scenes.

Her general condition slowly deteriorated over the years. Less and less mobile, less food, quietly present in the living room. Always in her permanent place, she was very fond of that. Responding only to questions asked. But always alert and attentive to what was happening around her.

Until the end she kept asking for a cigarette or a Coke every now and then, which I never refused her. So nice to see how she could enjoy something like this. Shortly before her death, she spent one more time outside in the garden with a colleague. Beautiful pictures of Roos sitting with her hands in the snow.

Only recently she fell asleep peacefully, very peacefully and without suffering. "Can I lie down for a while?" Dear Roos, you don't have to ask that anymore. Rest in peace.